Werkwoordspelling is een van de onderwerpen waar ik regelmatig vragen over krijg en ook een van de dingen die ik regelmatig fout zie gaan. Want wanneer schrijf je bijvoorbeeld gebeurt of gebeurd en wanneer verandert of veranderd? Je hebt het vast ooit op de basisschool geleerd en op de middelbare school in je hoofd gestampt, maar als je niet dagelijks met tekst en taal bezig bent kun je wel wat hulp gebruiken. Ik zal in dit blogartikel uitleg geven over de regels bij werkwoordspelling die ik regelmatig fout zie gaan.
Wat is een werkwoord?
Een werkwoord is een woord dat aangeeft dat iemand iets doet. In deze zin is dat dus is, aangeeft en doet. Bij werkwoorden kun je vaak een schema maken met mooie rijtjes met ik, jij, hij/zij/het, wij, jullie, zij en u met de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide deelwoorden. Naast deze vormen leg ik in dit artikel ook de gebiedende wijs uit, deze zie ik namelijk ook regelmatig fout gaan.
Voorbeeld van een schema met de tegenwoordige tijd, verleden tijd en het voltooid deelwoord:
Ik doe – deed – heb gedaan
Jij doet – deed – hebt gedaan
Hij/zij/het doet – deed – heeft gedaan
Wij/jullie/zij doen – deden – hebben gedaan
U doet – deed – heeft gedaan
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd en -t
Bij de tegenwoordige tijd, dus de eerste kolom in het rijtje hierboven, krijgen jij, hij, zij, het en u een -t bij het werkwoord. Dit hoor je nog wel bij werkwoorden als lopen en haken (jij loopt en jij haakt), maar bij werkwoorden die op een -d eindigen wordt het vaak vergeten. Zoals bij hij wordt, vindt, raadt, et cetera.
Als ‘je’ na het werkwoord staat krijgt het werkwoord geen -t. Dan krijg je bijvoorbeeld: Doe je wel voorzichtig? Of: Snap je hoe het werkt?
Werkwoorden in de verleden tijd
Sterke werkwoorden en de verleden tijd.
Bij de verleden tijd hebben we te maken met sterke en zwakke werkwoorden. Sterke werkwoorden veranderen van klank. Zo is lopen een sterk werkwoord, want in de verleden tijd wordt het liepen. De ‘o’ verandert in ‘ie’. Kopen is ook zo’n sterk werkwoord, in de verleden tijd is het namelijk ‘we kochten’. Hier verandert de -p in -cht. Sterke werkwoorden zijn typische woorden die je moet weten. Deze verleden tijd heb je dus ooit geleerd en weet je nog steeds. Zoals hij liep, kocht, vond, et cetera.
Zwakke werkwoorden en ‘t (Ex-)kofschip
Zwakke werkwoorden eindigen op -de(n) of -te(n) in de verleden tijd. Om zwakke werkwoorden te vervoegen zoek je eerst de stam van het werkwoord door van het volledige werkwoord -en af te halen. Bij werken wordt dat ‘werk’. Staat de laatste letter van de stam in ‘t (ex-)kofschip, dan krijg je in de verleden tijd -te erachter. De -k van werk staat in ’t kofschip, dus dan wordt het ‘werkte’: ik werkte, jij werkte, hij werkte en in de meervoudsvormen wij, jullie en zij werkten. Bij ‘vergroten’ is de stam ‘vergroot’ en de verleden tijd ‘vergrootte(n)’, let hier goed op, want je krijgt dus een dubbele -t. Let op! ’t ex-kofschip werkt alleen met de medeklinkers, de e, i en o die erin staan zijn enkel voor de uitspraak van het ezelsbruggetje.
Staat de laatste letter van de stam niet in ’t kofschip, dan krijgt de verleden tijd -de of -den achter de stam. Bijvoorbeeld gooien, stam: ‘gooi’, verleden tijd ‘gooide(n)’. Bij tekenen wordt de stam ‘teken’ en de verleden tijd ‘tekende(n)’. Bij ‘branden’ is de stam ‘brand’ en de verleden tijd ‘brandde(n)’. Let bij deze laatste goed op, want hier krijg je een dubbele -d.
Meer weten over sterke en zwakke werkwoorden? Kijk dan dit filmpje.
Dit filmpje over ’t kofschip is ook leuk om te kijken.
Werkwoordspelling en het voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord staat altijd samen in de zin met een persoonsvorm van het werkwoord hebben, zijn of worden. Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-, ver- of be-. Een voltooid deelwoord eindigt op -t, -en of -d. Hier zijn geen regels voor, dit zijn woorden die je ook hebt geleerd en moet onthouden. Wel kun je ’t (ex-)kofschip hierbij nog gebruiken. Eindigt de stam op een letter uit ’t ex-kofschip, dan eindigt het voltooid deelwoord ook op een -t. Denk maar weer aan werken, stam: werk, ik heb gewerkt.
Verwarrende werkwoorden met ver-, be- en ge-
Er zijn ook werkwoorden die altijd beginnen met ver-, be- en ge-, ongeacht of het een voltooid deelwoord is of een gewoon werkwoord. Hierbij is het van belang om goed op te letten of je werkwoord in de tegenwoordige tijd bij jij/hij/zij of het staat of in de verleden tijd of een voltooid deelwoord staat. Ik noem er hieronder een aantal met als voorbeeld de hij/zij/het-rij, zodat je het verschil ziet bij de tegenwoordige en verleden tijd en het voltooid deelwoord.
Gebeuren (een werkwoord dat vooral bij het woord ‘het’ hoort, vandaar alleen deze variant)
Het gebeurt, het gebeurde, het is gebeurd
Veranderen
Hij verandert, hij veranderde, het is veranderd
Verzamelen
Zij verzamelt, zij verzamelde, zij heeft verzameld
Beleven
Hij beleeft, hij beleefde, hij heeft beleefd
Betalen
Zij betaalt, zij betaalde, zij heeft betaald
Werkwoorden en de gebiedende wijs
Bij de gebiedende wijs geef je vaak een opdracht of eis je iets van iemand. De gebiedende wijs schrijf je dan ook zo kort mogelijk, dus zonder een -t erachter. Denk maar aan:
Let op!
Houd afstand!
Maak ruimte!
Geef hier!
Werk mee!
Wees beleefd!
Engelse werkwoorden
Volg voor Engelse werkwoorden die veel gebruikt worden in het Nederlands dezelfde regels. Denk maar aan relaxen:
Ik relax
Jij/hij/zij/het/u relaxt
Let op: de -x zit tegenwoordig ook bij ’t kofschip. Daarom noem ik het ook ’t ex-kofschip. Dan krijg je dus bij faxen en relaxen in de verleden tijd ‘faxten’ en ‘relaxten’ en ‘ik heb gerelaxt’ en ‘ik heb gefaxt’ bij de voltooide deelwoorden.
Weet jij niet hoe je werkwoorden moet vervoegen en wil je toch zeker weten dat je teksten voor e-books, blogs en je website in orde zijn? Dan controleer ik je teksten graag voor je en heb jij een tekst die er goed uitziet! Je leest er meer over op de pagina tekstcorrectie.
0 reacties