Sinds ik podcasttranscripten controleer heb ik meer te maken met geschreven spreektaal. Geschreven spreektaal is heel wat anders dan schrijftaal in webteksten die meteen geschreven zijn. In dit blogartikel vertel ik je meer over geschreven spreektaal en waar je daarbij aan kunt denken.
Verschil tussen schrijftaal en spreektaal
Schrijftaal en spreektaal zijn vooral labels die je tegenkomt in woordenboeken en woordenlijsten. Spreektaal of gesproken taal wordt vooral gebruikt voor woorden die vooral voorkomen in taal die gesproken wordt. Schrijftaal of geschreven taal staat dan weer bij woorden die vooral voorkomen in geschreven teksten. Naast deze begrippen ken je misschien ook de begrippen ‘formeel’ en ‘informeel’. Veel formele taal is vaak ook schrijftaal en informele taal is vaak ook spreektaal, al zijn er ook woorden die zowel formeel als spreektaal zijn.
Lees ook deze informatie van de Taalunie over formeel/informeel.
In welke teksten staat spreektaal?
Bij spreektaal in tekst kun je denken aan speeches die geschreven zijn voor bijvoorbeeld persconferenties. De taal die daarin staat moet makkelijk gesproken kunnen worden, dus een speechschrijver zal meteen rekening houden met de spreker en de woorden die de spreker veel gebruikt. Ook in een podcasttranscript kom je spreektaal tegen. Een podcasttranscript is een weergave van de podcast in tekst. Dat betekent dat je geen zinnen gaat herschrijven tot schrijftaal wanneer je een podcasttranscript maakt. Je gebruikt de woorden die ook in de audio, de podcast, voorkomen.
Kenmerken van spreektaal
In spreektaal komen bijvoorbeeld meer stopwoorden voor die je normaal gesproken niet zou opschrijven in je blogs of nieuwsbrieven. Denk dan bijvoorbeeld aan woorden of woordgroepen als ‘zeg maar’, ‘eigenlijk’ en ‘gewoon’. Ik kom deze woorden juist vaker tegen in een podcasttranscript, want ze worden wel gebruikt als je van het begin van je zin afdwaalt en je zin op een andere manier afmaakt. Soms wordt dan ook wel ‘nou ja, eigenlijk gewoon’ gebruikt.
Begin van de zin
Het begin van een zin mag in schrijftaal eigenlijk niet beginnen met en, of want, maar, dus en als. Maar in gesproken taal begin je een zin regelmatig met deze woorden. Om een tekst leesbaar te houden is het goed om toch punten te gebruiken en een nieuwe zin met en of dus te beginnen, zoals het ook uitgesproken is.
Apostrof
In gesproken taal worden regelmatig delen van woorden of klinkers ‘ingeslikt’. Als je dit allemaal weer voluit gaat schrijven krijg je een langere tekst dan daadwerkelijk uitgesproken is. Gelukkig is daarvoor de apostrof in het leven geroepen. Denk bijvoorbeeld aan zinnen als:
- ‘k Liep gister naar de stad.
- ’t Zonnetje scheen toen ik met ‘m praatte.
- ’t Regende zo’n kwartier.
- M’n paraplu lag nog thuis.
Ook interessant rond dit onderwerp:
- Artikel over dialogen en hoe die in geschreven tekst heel netjes overkomen, maar in het echt vaak niet zo uitgesproken zouden worden.
- Artikel van Miet Ooms over de labels spreektaal en schrijftaal en hoe geschreven spreektaal en gesproken schrijftaal door elkaar lopen.
Wil je ook een transcript bij je podcast laten maken? Lees dan meer op mijn pagina over podcasttranscriptie, bereken wat je investering is en neem contact met mij op.
0 reacties